Kattenklauw (Uncaria tomentosa)

Kattenklauw, een oude nieuwe weerstandplant

Er zijn op de aarde zowat 350.000 hogere planten. Veel van die planten worden ergens ter wereld door de plaatselijke bevolking als voedsel of als medicijn gebruikt. Steeds meer van die uitheemse planten komen ook bij ons terecht. Wat kunnen we geneeskrachtig gezien verwachten van deze mysterieuze planten uit tropische wouden, Kalahariwoestijnen en machtige Himalayagebergten. Wat zijn en doen Jiaogulan, Leuzea, Fo-ti, Muira, Damiana, Suma, Uncaria en andere exotische planten?

Uncaria-soorten, behorend tot de familie van de Rubiaceae (Walstrofamilie), komen in tropische regenwouden vrij veel voor. In de Malayische archipel vinden we Uncaria gambir (Humb.) Roxb. als looistofplant zowel technisch als medisch in gebruik. Uncaria sinensir (Oliv.) Havil. werd bij koorts gebruikt, U. homomalla Miq. als bloedzuiverend middel en Uncaria longiflora (Pois.) Merr. tegen reuma. Ook etnofarmacologen kregen enige jaren geleden belangstelling voor een liaan uit de Zuid-Amerikaanse regenwouden: de Uncaria tomentosa. De Spaanse naam "Una de Goto" of Kattenklauw heeft hij te danken aan de kromme geklauwde doornen in de oksel van de bladeren.

Kattenklauw 2 chemotypen

Merkwaardig is wel dat deze botanische soort in 2 chemische varianten voorkomt: een variant met tetracyclische oxindolalkaloïde en één met pentacyclische oxindolalkaloïde. Nog uitzonderlijker is dat de Ashaninka-indianen deze varianten herkenden en er totaal verschillende waarde aangaven. De pentacyclische Uncaria werd door de hoogstgewaande genezers gebruikt en " Saventaro" of krachtig kruid genoemd, terwijl de tetracyclische variant als minderwaardig werd beschouwd. Door het populariseren van deze plant werd er steeds minder onderscheid tussen de 2 varianten gemaakt en zelfs met andere Uncaria-soorten vermengd, met als gevolg dat de werking zeer wisselend werd. Door het onderzoek van de Oostenrijkse wetenschapper Keplinger is nu duidelijk geworden dat er wel degelijk een verschil bestaat tussen deze varianten en dat we bij de verwerking van de plant gebruik moeten maken van de pentacyclische Uncaria-soorten.

De Saventaro is volgens de Peruaanse Ashaninka een zeer bijzondere krachtplant of -boom (saveshi = plant en antearo = krachtig), die door de goede woudgeesten bewoond wordt. De boom is goed tegen noodlotsziekten, die normaal niet te genezen zijn met sjamanistische praktijken.

Ziekten die m.a.w. moeilijk te beïnvloeden zijn met rituelen. Zouden dat dan 'echte' organische kwalen zijn?

Onderzoek

Klaus Keplinger en medewerkers slaagden erin het mytologisch onderscheid tussen Saventaro en niet-Saventaro wetenschappelijk te verklaren. De wortels van de Uncaria met pentacyclische oxindolalkaloïden beïnvloeden het cellulaire immuunsysteem, zij verhogen o.a. de fagocy-tose van de witte bloedcellen (granulocyten) (1). De tetracyclische oxindolalkaloïden uit de niet-Saventaro werken zelfs gedeeltelijk omgekeerd en kunnen dus de weerstandsverbeterende werking van de Saventaro te niet doen.

Andere stoffen

Naast de oxindolalkaloïden zit er het choles-terolverlagende sitosterol en quinovinzuurgly-coside met antivirale werking in de Una de Gato (2). Deze stoffen komen, samen met een aantal looizuren, in de beide varianten voor.

Geen giftigheid

Verschillende toxiciteitsonderzoeken geven aan dat de mogelijke giftigheid en mutageniteit zeer laag tot onbestaand is. Zo bleek een waterig extract oraal toegediend bij muizen onschuldig in een dosis van 5g/kg lichaamsgewicht. Bij aids-patiënten kwam een zeldzame keer bij het begin van de behandeling een voorbijgaande verstopping of een lichte diaree voor. Zwangere vrouwen en kinderen onder de 3 jaar kunnen misschien beter geen immuunversterkende planten gebruiken omdat er niets bekend is over de invloed op een nog niet volledig opgebouwd immuunsysteem bij jonge kinderen. Misschien is het ook wel zeer goed!

Gebruik

Als weerstandsverhogend middel bij allerlei infectieziekten, vooral bij virusinfecties, zoals herpes, gordelroos en zelfs aids lijkt Uncaria een waardevolle aanvulling bij andere therapieën. Ook bij vele vormen van kanker zou Uncaria positieve resultaten geven. Het verhaal van de Peruaanse plantage-eigenaar Don Luis, genezen in een terminaal stadium door het drinken van Una de Gato, is één van de vele anekdotische verhalen. Het Duitse bedrijf Immodal deed wat onderzoek bij 78 patiënten met hersentumor en in Italië werd de mogelijke antimutagene eigenschappen van de plant uitgetest bij rokers. De resultaten lijken veelbelovend, maar zijn toch te summier om al harde conclusies te trekken. Een derde toepassingsgebied is de spijsvertering, vooral dan het darmstelsel. Het werd en wordt gebruikt bij spastisch colon (IBS), diver-ticulosis en het "leaky bowel"-syndrooom. De Amerikaanse arts Brent Davis deed onderzoek naar Una de Gato als reinigend kruid voor de darmen. Zou ook hier weer de onbegrijpelijke veelzijdige werking van deze plant te verklaren zijn door de dubbele wet van de natuurgeneeskunde toe te passen: versterken en reinigen.

Bereiding

In de traditionele geneeskunde wordt 20g Saventaro (Uncaria tomentosa) met l liter koud water verwarmd tot 80°C en 50 min. op deze temperatuur gehouden. Het filtraat wordt dan weer tot 1 liter aangevuld. Hiervan wordt dan 1/16 liter (62,5ml), vermengd met evenveel water, voor de maaltijd gedronken. Voor het moderne gebruik hier in Europa kunnen we het best gestandardiseerde droogextracten gebruiken met een bepaalde hoeveelheid pentacyclische oxindolalkaloïden.

Bronnen en referenties

Herba september 1997. Vakblad van de Herboristen Vereniging
1. H. Wagner et al. Die Alkaloïde von Uncaria tomentosa und ihre Phagocytosesteigerende Wirkung. Planta medica 1985; 51: 419-23
2. R. Aquino et al. Plant metabolites. Structure and in vitro antiviral activity of quinovic acid glycosides from Uncaria tomentosa and Guettarda platypoda. J. Nat. Prod. 1989; 52: 679-85.
3. K.H. Reinhard. Uncaria tomentosa (Willd.) DC. Ztschr. f. Phytoth. 1977; 18: 122-6.
4. G. Laus, K. Keplinger. Radix Uncaria tomentosa (Wüld.) DC. Ztschr. f. Phytoth. 1977; 18: 122-6.